Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de HEERE zal [24]de tenten van Juda [25]ten voorste [26]behouden, opdat [27]de heerlijkheid van [28]het huis Davids, en [29]de heerlijkheid der inwoners van Jeruzalem, zich niet [30]verheffe tegen Juda. 24. Dat is, de kleinen en onvermogenden in Juda, die buiten Jeruzalem woonden en van het huis van David niet waren. 25. Of, ten eerst, [als], eertijds. 26. Of, zaligmaken. 27. Of, sierlijkheid; dat is, die van groter aanzien zijn dan de anderen van Juda. 28. Dat is, van het geslacht Davids. 29. Dat is, de rijken en de geweldigen tegen de geringen en verarmden. 30. Hebr. grootmaken.